Aktuelles

Arrest van het Hof van Cassatie in telecommunicatierecht

Arrest van het Hof van Cassatie in telecommunicatierecht

"Doordat het Hof van Beroep van Brussel in haar tussenarrest van 21 november 2003 een Oostenrijkse aanbieder van spraaktelefoniediensten verplicht heeft, op aanvraag van belanghebbende met betrekking tot zijn abonnementsgegevens een aangepast, niet-discriminerend en kostengeoriënteerd aanbod voor te leggen, - allemaal bepalingen in de geest van de Richtlijn inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie 98/10/EG -, is art. 249 paragraaf 3 EG-Verdrag geschonden".

Aan de basis van de uitspraak lagen volgende feiten:

Een Belgische onderneming heeft voor de heruitgave van elektronische telefoonboeken bij een Oostenrijkse vennootschap, die prestaties verricht in de publieke spraaktelefoniedienst, diens abonneelijst opgevraagd. Wanneer de verrichter van de spraaktelefoniedienst daarop aan de Belgische onderneming een licentie-overeenkomst voorlegde, werd haar verweten haar overwicht op de markt te misbruiken en dat de in de licentie-overeenkomst gevraagde prijzen in strijd zouden zijn met onder andere de in art. 6.3 van de ONP-richtlijn 98/10/EG vervatte voorwaarden. Volgens deze bepaling moeten de lidstaten er zorg voor dragen dat alle organisaties die telefoonnummers toewijzen aan abonnees, gevolg geven aan alle redelijke aanvragen om de overeenkomstige informatie in een overeengekomen formaat beschikbaar te stellen onder billijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden.

Het Hof van Beroep van Brussel heeft de Oostenrijkse aanbieder van spraaktelefoniediensten hierop veroordeeld.

Tegen dit arrest werd op ons aanraden met succes een voorziening ingesteld bij het Hof van Cassatie.

Als cassatiegrond werd daarbij onder andere aangevoerd, dat het de Belgische onderneming niet toekomt zich rechtstreeks op de bepalingen van de richtlijn te beroepen, aangezien deze in de interne rechtsorde geen directe werking hebben.

Immers, volgens art. 249, paragraaf 3 van het EG-Verdrag richt een richtlijn zich, om haar doel te bereiken, tot elke ontvanger-lidstaat, waarbij de vorm en het middel aan de nationale instanties overgelaten worden. Hieruit volgt dat het principe van de rechtszekerheid zich ertegen verzet dat richtlijnen voor particulieren verplichtingen kunnen inhouden. Met betrekking tot particulieren kunnen richtlijnen enkel rechten met zich meebrengen.

In tegenstelling tot art. 6.3 van de ONP-richtlijn bepaalt het desbetreffende in nationaal recht omgezette art. 96 (6) van de Oostenrijkse Telecommunicatiewet uit het jaar 1997 (oude nummering) slechts dat de overmaking van de gegevens kostengeoriënteerd moet zijn, zonder daarbij te preciseren dat het aanbod voor de toegang tot de gegevens redelijk en niet-discriminerend moet zijn.

Ga terug