Aktuelles

De elektronische handtekening en het (nieuw) Belgisch bewijsrecht (deel 2)

Bewijswaarde van elektronische handtekeningen

Aangezien de bewijswaarde los staat van de geldigheid van een elektronische handtekening, is de vraag die hieromtrent ontstaat of dit soort handtekeningen voldoen aan de vereisten die worden gesteld door de wetgever. Bewijswaarde slaat immers enkel op de mate waarin de elektronische handtekening de rechter overtuigt dat een betwist feit met de waarheid overeenstemt (art. 8.1,14° BW; B. ALLERMEERSCH (ed.), “Overzicht van rechtspraak – Het Burgerlijk Bewijsrecht (2000-2013)”, TPR 2015, 597).

In deze sectie wordt beschreven wat de bewijswaarde voor elk van de verschillende soorten elektronische handtekening is en wat de eventuele vereisten bij overeenkomsten hiervoor zijn.

 

  1. Authentieke vs. Onderhandse akte

Wat betreft overeenkomsten, maakt de Belgische wet een onderscheid tussen authentieke (i) en onderhandse akten / overeenkomst (ii).

Authentieke akten dienen te worden verleden door een openbaar of ministerieel ambtenaar met de bevoegdheid en hoedanigheid heeft om te instrumenteren.

Onderhandse akten zijn alle overeenkomsten die door partijen onderling worden opgesteld, door hen worden ondertekend en waar zij bepaald rechtsgevolgen mee beogen.

De Belgische wetgever maakt geen onderscheid naar hoe deze overeenkomsten moeten worden ondertekend, maar stelt enkel dat de integriteit van de drager moet kunnen worden gewaarborgd:

Art. 8.1.BW:

Wordt verstaan onder:

geschrift: een geheel van alfabetische tekens of van enige andere verstaanbare tekens aangebracht op een drager die de mogelijkheid biedt toegang ertoe te hebben gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen en waarbij de integriteit ervan wordt beschermd, welke ook de drager en de transmissiemogelijkheden zijn;

 

Het rechtsgevolg van alle drie de vormen van elektronische handtekening en de toelaatbaarheid ervan als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures mag dan ook niet worden ontkend louter op grond van het feit dat de handtekening elektronisch is of niet aan de eisen voor gekwalificeerde elektronische handtekeningen voldoet (i.e. het discriminatieverbod) (Art. 25(1) eIDAS-verrodening; P. VAN EECKE en F. DE ROUCK, Recht & elektronische handel, Mortsel, Intersentia, 2021, 249)

 

  1. Bewijswaarde per categorie

         2.1       Gekwalificeerde elektronische handtekening

In beginsel zal enkel de gekwalificeerde elektronische handtekening automatisch gekwalificeerd worden als een rechtsgeldige handtekening in de zin van art. 8.18 BW (assimilatiebeginsel).

De gekwalificeerde handtekening zal bijgevolg automatisch worden erkend in andere EU lidstaten, daar zij ook onder de eIDAS-Verordening valt.

Authentieke akten zullen verplicht vergezeld moeten worden van een gekwalificeerde handtekening, naast de vereiste aanwezigheid van een openbaar of ministerieel ambtenaar.

De gekwalificeerde handtekening garandeert immers een volledige controle van authenticiteit en integriteit van het document.

2.2       Geavanceerde elektronische handtekening

Ondanks dat de geavanceerde elektronische handtekening principieel geldig is, zal zij enkel rechtsgeldig bewijs van een overeenkomst vormen, wanneer dit voldoende aannemelijk kan worden gemaakt in een geschil (i) en de wet geen specifieke (i.e. strengere) handtekening formaliteiten oplegt voor de overeenkomst in kwestie (ii) (art. 8.25 BW).  

Wel zal de geavanceerde handtekening ook de nodige controle van authenticiteit en integriteit van het document garanderen. De geavanceerde handtekening biedt immers volgende garanties:

  1. op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden;
  2. zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren;
  3. op basis van de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen die de ondertekenaar, met een hoog vertrouwensniveau, onder zijn uitsluitende controle kan gebruiken, en
  4. op zodanige wijze aan de daarmee ondertekende gegevens verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord (art. 26 eIDAS-Verordening).

Oordeelt de rechter de handtekening niet voldoende betrouwbaar is, dan kan de rechter vrij bepalen wat de bewijswaarde van deze handtekening is. In beginsel zal deze handtekening dan gelden als begin van bewijs door geschrift (art. 8.13 BW).

 

  • Gewone elektronische handtekening

Hetzelfde geldt voor de gewone elektronische handtekening. Partijen bij een overeenkomst zullen, net zoals bij de geavanceerde elektronische handtekening, voldoende aannemelijk moeten kunnen maken dat de handtekening geldig is en dat de wet geen strengere vereisten oplegt.

Wel is het zo dat wanneer een rechter oordeelt dat de gewone of geavanceerde handtekening voldoende betrouwbaar is, deze handtekeningen in beginsel hetzelfde rechtsgevolg verkrijgen als een handgeschreven handtekening.

Oordeelt de rechter de handtekening niet voldoende betrouwbaar is, dan kan de rechter vrij bepalen wat de bewijswaarde van deze handtekening is. In beginsel zal deze handtekening dan gelden als begin van bewijs door geschrift (art. 8.13 BW).

Het is vanzelfsprekend dat een gewone elektronische handtekening makkelijker betwistbaar zal zijn dan een geavanceerde of gekwalificeerde handtekening, omwille van het gebrek aan bijkomende controle van integriteit en authenticiteit.

 

  1. Mogelijkheid van bewijsovereenkomsten

Voornoemde regels van het bewijsrecht zijn evenwel van aanvullend recht, zodat ervan bij overeenkomst afgeweken kan worden door de partijen, die contractueel kunnen vastleggen welke bewijswaarde wordt toegekend aan bepaalde documenten (artikel 8.2 BW).

Zo kunnen clausules ingevoerd worden die de bewijswaarde van een elektronische ondertekende versie vastleggen. Bijgevolg kan aan elk van de drie soorten handtekening een bewijswaarde gehecht worden, die later door een rechter niet meer zal kunnen worden aangepast (B. VANLERBERGHE, “De krachtlijnen van het nieuwe burgerlijke bewijsrecht” in T. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Het nieuwe bewijsrecht, Brussel, Intersentia, 2020, 14); P. VAN EECKE en F. DE ROUCK, “De elektronische overeenkomst” in P. VAN EECKE (ed.), Recht & elektronische handel, Antwerpen, Intersentia, 2021, 249 ; 1 I. SAMOY en W. VANDENBUSSCHE, “Het nieuwe bewijsrecht” in Themis 108 –Verbintenissenrecht, Brugge, die Keure/la Charte, 2019, 122; A. CORNE en K. MEERT, “De elektronische handtekening onder het nieuwe bewijsrecht ontleed: van inadequaat gedefinieerd instrument naar onmisbare tool in tijden van social distancing”, Notariaat 2021, Afl. 14-15, 1-6)

 

Ga terug